Er is een groot woningtekort in steden zoals Amsterdam. De oorzaak is niet dat er geen woningen bijkomen, maar dat dit niet snel genoeg gaat om de krimp van de huishoudens op te vangen. De grootste verschuiving op de woningmarkt is het aantal alleenstaande senioren dat in Nederland al is gegroeid van 1 miljoen naar 1,3 en doorgroeit naar 2 miljoen. Mensen zijn niet bedoeld om alleen te wonen maar dat wil niet zeggen dat iedereen nog zin heeft in een nieuwe partner. Er is behoefte aan nieuwe aantrekkelijke gemeenschappelijke woonvormen waar je bij kan horen maar tegelijk wel jezelf kan blijven met je eigen ruimte en privacy. Kunnen we wat leren van de proveniershofjes die populair waren in de afgelopen eeuwen?
Nederland heeft al sinds het eind van de middeleeuwen betere sociale voorzieningen dan de meeste westerse landen. De (on)betaalbaarheid en (on)houdbaarheid van de sociale voorzieningen in Nederland komen al sinds de zeventiende eeuw regelmatig terug op de politieke agenda. Stadsbestuurders houden zich vaak bezig met armen en ouderen die niet voor zichzelf kunnen zorgen. De gedachte dat centrale regie en uitvoering door de overheid de problemen zullen oplossen, loopt vaak spaak op de organisatorische complexiteit en financiële beperkingen. Mede daardoor zijn er van oudsher ook publiek-private oplossingen op basis van eigen initiatief en ondernemerschap, waarbij mensen hun belangen verenigen om publieke doelstellingen te realiseren. Een voorbeeld van dit soort kleinschalige, particuliere initiatieven in de zorg voor ouderen is dat van de proveniershofjes.
Er worden in steden als Amsterdam, Leiden, Haarlem, Utrecht en Groningen, vanaf de zestiende eeuw honderden hofjes opgericht uit nalatenschappen. Mensen op leeftijd gaan ernaartoe en blijven daar wonen tot hun dood. Bij binnenkomst moeten de nieuwe bewoners een eenmalig bedrag inleggen. In ruil daarvoor mogen ze er wonen. Ze krijgen ook nog een zogenaamde ‘preuve’, een vaste eet- en drinkvoorraden tot hun overlijden, en daarom worden ze proveniers genoemd. Zo’n proveniershofje is in essentie opgericht om mensen te verzekeren van een beschutte en verzorgde oude dag. Dit doel is gebaseerd op de Bijbelse opdracht tot het uitvoeren van de Werken van barmhartigheid.
Proveniershofjes worden vooral opgericht door vermogende particulieren voor de eigen groep. Dat past bijzonder goed bij een stad als Amsterdam met haar vele welvarende burgers en verschillende geloofsgemeenschappen. Waar het geloof tijdens de Reformatie verandert, kleuren sommige hofjes mee. Zo worden een aantal katholieke hofjes protestants. Deze ruimte voor verandering van godsdienst, maar ook voor het behouden en belijden van het eigen geloof, is diep geworteld in de Amsterdamse, liberaal-vrijzinnige traditie. Hierin is ten opzichte van andere landen veel ruimte en verdraagzaamheid voor verschillende geloven, waarbij er wel van uitgegaan wordt dat iedere groep of zuil vooral voor zichzelf zorgt en dat sociale oplossingen allereerst worden gezocht binnen die eigen kerkelijke groepering. Deze solidariteit in eigen kring is een belangrijke manier om naast elkaar te leven, goede sociale voorzieningen te organiseren en die overzichtelijk, betaalbaar en rendabel te houden.
Om de levenslange belofte aan bewoners waar te maken, blinken de proveniershofjes op een aantal punten uit. In de eerste plaats worden zij georganiseerd op de menselijke maat. Het zijn kleine gemeenschappen van mensen die samenleven tot hun dood. Dit vraagt om een goede balans tussen het respecteren van elkaars privacy en het verstrekken van onderlinge hulp. Verder leeft het hofje zelf langer dan de bewoners, alle betrokkenen moeten er als goede rentmeesters mee omgaan en het goed nalaten aan volgende generaties. De regenten en bestuurders moeten daarbij prudent omgaan met het vermogen. Er zijn inwonende binnenvaders en binnenmoeders die de verantwoordelijkheid hebben voor de dagelijkse coördinatie. Zij zorgen ervoor dat er zorgvuldig wordt omgegaan met het hofje en dat de rust er wordt bewaard. De bewoners moeten zich schikken naar het hofje en niet andersom. Daarbij worden de bewoners gevraagd om elkaar te helpen en is men onderling solidair door de inleg van eigen geld in een gezamenlijke pot.
Anno 2021 hebben we de breinbreker hoe we het groeiend aantal alleenstaande senioren een goede oude dag kunnen geven in een fijne woning, met de mensen om zich heen waar ze oud mee willen worden en met extra verzorging waar nodig. En om de puzzel groter te maken, zijn er ook nog een heleboel andere groepen alleenstaanden die een fijne plek zoeken op de overspannen Amsterdamse woningmarkt. Geven proveniershofjes inspiratie om de puzzel te kraken? Het model van de proveniershofjes uit de zestiende eeuw is vijf eeuwen later wat roestig, maar onder het oppervlak zitten elementen voor mooie, verfrissende en inspirerende nieuwe concepten.
- Woonvormen naar de menselijke maat. Hoe kunnen groepen mensen samenwonen en wat is hiervoor de passende menselijke maat? Bij de oude hofjes zijn er meestal maar tien tot twintig kamers of huisjes. Deze grootte houdt het overzichtelijk voor bewoners en wat betreft de organisatie. Zijn er mogelijkheden om dit soort sociale woonvormen op te leveren in bestemmingsplannen die nu vaak gericht zijn op wooneenheden voor gezinnen? En kan er dan worden gestapeld waarbij er meerdere hofjes naast of op elkaar kunnen worden gebouwd?
- Balans tussen gemeenschappelijk huishouden en volledige zelfstandigheid. De woningen, commerciële proposities en publieke voorzieningen in Nederland zijn vaak automatisch gebaseerd op een strikte scheiding: je bent ofwel een gezamenlijk huishouden ofwel een eenpersoonshuishouden. Zijn er misschien tussenoplossingen? Wat kan en wil je delen: de werkruimte, de logeerkamer, de tuin, het dakterras, de auto? Wat kun je tijdelijk (ver)huren als je het (niet) nodig hebt?
- Oplossingen binnen eigen groepen. Een opvallend aspect bij de proveniershofjes is de gemeenschappelijke achtergrond qua milieu en religie. Dit maakt het makkelijker en aantrekkelijker om samen te leven en bovendien wat meer voor de hand liggend om iets voor elkaar te doen. Het geeft ook meer mogelijkheden om onderling sociale afspraken te maken. In Amsterdam past dit bij de eeuwenlange traditie waarbij verschillende groepen mét maar ook naast elkaar leven. Het botst tegelijkertijd met regels die erop gericht zijn iedereen gelijk te behandelen en niemand uit te sluiten dus dat vraagt nog creativiteit en flexibiliteit.
Zie voor meer verhalen over sociale ondernemingen in Amsterdam En zie voor verder verdieping het boek: De Amsterdamse Droom – Een geschiedenis is 25 bedrijven van Jeroen Kemperman.
Jeroen Kemperman zal een keynote verzorgen over Wonen in Amsterdam tijdens het wonen congres op 17 december aanstaande, waar wij te gasten zullen zijn bij Vesteda.
Mocht jij je nog niet hebben aangemeld, doe dat dan direct. Er zijn slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar!